Grofwild (5)
1) Edelherten
2) Reeën
3) Damhert
4) Moeflon
5) Wild zwijn
Kleinwild (4)
1) Hazen
2) Fazanten
3) Korhoenders
4) Patrijzen
Waterwild (21)
1) Wilde eend
2) Krakeend
3) Slobeend
4) Kuifeend
5) Tafeleend
6) Toppereend
7) Canadagans
8) Kolgans
9) Grauwe gans
10) Rietgans
11) Kleine rietgans
12) Kievit
13) Smient
14) Pijlstaart
15) Watersnip
16) Waterhoen
17) Meerkoet
18) Wintertaling
19) Zomertaling
20)Bokje
21) Goudplevier
Overig wild (9)
1) Houtduiven
2) Konijnen
3) Vossen
4) Verwilderde katten
5) Bunzing
6) Hermelijn
7) Wezels
8) Boommarters
9) Steenmarters
vrijdag 18 januari 2008
donderdag 20 december 2007
GOUDPLEVIER
De Goudplevier
De bovendelen van de goudplevier zijn goudgeel gespikkeld. Zijn roep en gezang zijn een hoog gefluit en zijn tijdens de baltsvlucht niet uit de lucht.Als rond mei nog bij ons aanwezig zijn, kunnen we hun bruiloftskleed bewonderen, een zwarte kinstreek, keel en borst en flank afgezoomd met een witte boord en daarboven de goudgele gespikkelde kruin, nek en rug. Tijdens de winter zijn ze veel minder mooi. Heel zelden broedt een paartje in ons land.
KIEVIT
De kievit
Kieviten kunnen we alle dagen zien vliegen of op weiden en bermen zien foerageren. Hun vlucht is zeer typisch. Door de zeer brede en afgeronde vleugels lijkt hun vleugelslag op een bewegende vod, een uniek verschijnsel.De kievit munt uit als een echte luchtacrobaat. We kunnen zijn capaciteiten het best bewonderen tijdens de broedtijd. Hoog in de lucht klinkt zijn gejubel en n een onvoorstelbare wentellende vlucht suist hij naar zijn gezellin op de grond.De kievit is een sieraad voor onze gecultiveerde streek waar hij enkel en alleen op weidse akkers en weiden zijn biotoop vindt. De vogel met de lange kuif en het grote donkere oog is schijnbaar een slechte vlieger, maar hij weet zich op een fractie van een seconde over een vleugel te werpen zodat hij makkelijk aan een duikende roofvogel kan ontsnappen.De naam kievit is een onomatopee of klanknabootsing van zijn roep. Als weerprofeet kent hij zijn gelijke niet. Sommigen beweren dat hij het koudefront volgt. Hij kan ons ook helpen bij de weersvoorspelling daar hij kan aanvoelen dat een zeer koud front in aantocht is.
WATERHOEN
Waterhoen
Het waterhoentje heeft een duidelijke schuitvorm, vliegt watertrappend op en zwemt onder water. Het kan flink lopen, vliegen en klimmen ! Het is zeer verstandig en weet van alle omstandigheden handig gebruik te maken om te overleven. Als mindere vlieger verplaatst het zicht enkel ’s nachts om niet door roofvogels geslagen te worden.De jongen van het voorgaande nest helpen de kuikentjes van het volgende nest voedsel zoeken want moeder zit misschien al op een derde nest te broeden. Waterhoentjes vallen aan heel wat predatoren ten prooi en enkel de grote vruchtbaarheid helpt de soort in stand te houden
Klasse : avesOrde : gruiformesFamilie : rallidaeSoort : gallinula chloropus
Het waterhoentje heeft een duidelijke schuitvorm, vliegt watertrappend op en zwemt onder water. Het kan flink lopen, vliegen en klimmen ! Het is zeer verstandig en weet van alle omstandigheden handig gebruik te maken om te overleven. Als mindere vlieger verplaatst het zicht enkel ’s nachts om niet door roofvogels geslagen te worden.De jongen van het voorgaande nest helpen de kuikentjes van het volgende nest voedsel zoeken want moeder zit misschien al op een derde nest te broeden. Waterhoentjes vallen aan heel wat predatoren ten prooi en enkel de grote vruchtbaarheid helpt de soort in stand te houden
HOUTSNIP
De houtsnip (Scolopax rusticola)
In Nederland en België zijn houtsnippen het gehele jaar aan te treffen. De broedvogels worden in de winter aangevuld met heel wat soortgenoten die uit Noordoost-Europa komen. In Zuid-Europa zijn ze alleen 's winters, terwijl ze in Noordoost-Europa alleen in het broedseizoen voorkomen. De vogels mogen in België enkel in Wallonië bejaagd worden, in Vlaanderen zijn ze in principe beschermd.
Door de stand van zijn ogen kan de houtsnip bijna alles om hem heen zien, zonder zijn kop te bewegen. Daarbij is dieptezicht klein.
WATERSNIP
Watersnip
Klasse : avesOrde : charadriformesFamilie : scolopacidaeSoort : capella gallinago
Bij onraad houdt de watersnip zich roerloos stil om op tijd met een zeersnelle sprong en een zigzaggende vlucht op hoogt te komen. Ondertussen hoort men zijn raspende roep ‘retsj’ die zeer kenmerkend is voor de soort. Een bokje en poelsnip doen dit niet.De bruine vogel (26 cm) met bleke isabelkleurige overlangse strepen op de kop, hals en zwarte rug, maken dat de vogel zich goed kan camoufleren. Ze broeden in ons land en trekken weg als de winter nadert: de trek begint al in september. Tijdens guur winterweer zien we de nakomers in stromende slootjes naar het laatste voedsel zoeken.
TOPPEREEND
Toppereend
KLEINE RIETGANS
De kleine rietgans
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : anser brachy-rhinchos
Het woord rietgans past niet bij deze vogel want ze heeft niet veel gemeen met een rietgans. Ze heeft een lichtgrijze bovenzijde met een veel donkerder hals. Haar vleeskleurige snavel is met veel zwart gemengd. De poten zijn ook roze of vleeskleurig. Haar roep is zeer muzikaal en kort. Ze komen zeer vlug naar de winterkwartieren als ze daar voldoende rust kunnen vinden.
Het woord rietgans past niet bij deze vogel want ze heeft niet veel gemeen met een rietgans. Ze heeft een lichtgrijze bovenzijde met een veel donkerder hals. Haar vleeskleurige snavel is met veel zwart gemengd. De poten zijn ook roze of vleeskleurig. Haar roep is zeer muzikaal en kort. Ze komen zeer vlug naar de winterkwartieren als ze daar voldoende rust kunnen vinden.
KOLGANS
De kolgans
De kolgans is duidelijk kleinen dat de rietgans. Ze broedt niet in onze streken maar vertoeft hier wel als wintergast.Behalve bij jonge vogels zijn de donkere of zwarte strepen op de buik een duidelijk kenmerk.De kolgans is een luidruchtige vogel en de heldere, bijna lachende roep is niet van de lucht als ze hoog overvliegen. Op de grond tateren ze bestendig tegen elkaar. De kolgans ontleent haar naam aan het kenmerk bij uitstek: de witte ring aan de snavelbasis die op een kol gelijkt. Jonge vogels hebben deze kol nog niet.
RIETGANS
De rietgans
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : anser fabalis
ZOMERTALING
De zomertaling
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas querquedula
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas querquedula
De zomertaling is iets groter dan de wintertaling. Tussen half en einde augustus vertrekken de zomertalingen uit onze streken want het zijn echte zomergasten die slechts naar hier komen om te broeden.De zomertaling heeft het algemeen uitzicht van een grondeleend met een grijze kleur. Van dichtbij is de woerd zeer fijn getekend en valt ogenblikkelijk de witte wenkbrauwstreep op die zeer rudimentair ook bij het eendje te zien is. Afhangende schouderdekveren sieren de woerd.Als ze rond 20 maart terug ui hun winterkwartier komen, kunnen we de woerden achter een eend zien jagen, terwijl ze hun ratelende roep laten horen.
WINTERTALING
De wintertaling
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas crecca
Het is de kleinste eendensoort in Europa en tijdens de wintertijd kan je ze met geen enkele andere eend verwarren.Buiten het eclipskleed draagt het woerdje een roestbruine kop met een brede groene oogstreep tot in de nek en afgelijnd met een onregelmatige witte rand. Ze vliegen zeer snel, springen ook zeer vlug en de vlucht is uitermate behendig.Het eendje is een weinig opvallend grijs vogeltje.
PIJLSTAART
De pijlstaart
TAFELEEND
Tafeleend
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : aythya ferina
De tafeleend is een planteneter die echter ook mosselen opduikt, vooral eende- en driehoeksmossels.De woerd heeft een roodbruine kop en een grijs lichaam. De donkere snavel met het leigrijze zadel is typerend. De eend is donker maar heeft een bleke oogstreep en is daardoor van de andere duikeendvrouwtjes vlot te onderscheiden. Tafeleenden worden meer en meer op stadsvijvers opgemerkt. Daar zien we ze dan ook brood opslobberen.
KUIFEEND
De kuifeend
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : aythya fuligula
SLOBEEND
De slobeend
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas clypeata
De eend lijkt van kleur op de eend van de blokeend maar de enorme spatelvormige snavel springt in het oog. Bij de eend is hij bruin maar bij de woerd glanzend zwart.Slobeenden zijn lichter gebouwd dan de blokeend en de scherpere vleugels lijken iets meer naar achteren te zijn gebouwd. Ze vliegen handiger, hun wendingen en hun invallen op het water zijn sneller. Op het water is de bont gekleurde woerd van zeer ver te zien en lijkt hij op een bergeend. De slobeend zoekt meestal ondiep water op zoals ondergelopen weiden waar ze allerlei plantjes en waterdiertjes al slobberend opneemt.
KRAKEEND
De krakeend
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas strepera
Waarschijnlijk staat ze in de evolutie het dichts bij de blokeend. Vooral de kleur en het gekwaak van de eend gelijken erg op die van de wilde eend. Wel zijn krakeenden slanker van bouw en iets minder zwaar. De snavel is veel fijner. Het algemeen uitzicht is dat van een donkergrijze vogel maar van dichtbij getekend met gelige en donkergrijze golflijntjes. Een zeer belangrijk onderscheid is de korte witte spiegel die bij springende eenden onmiddellijk opvalt. Bij overvliegende eenden zien we die witte spiegel niet zo duidelijk omdat de onderkant van de vleugel zeer bleek is. De vogel vliegt sneller dan de blokeend en ook met een snellere vleugelslag.De woerd laat een grommend geluid maar ook soms fluittonen horen en het gekwaak van de eend begint met een duidelijke luidere eerste “kwak”.Ze houden van zoet water en als echte grondelaars zijn ze wegens hun kleinere en zachtere snavel aangewezen op zachter voedsel dat zowel van plantaardige als van dierlijke oorsprong kan zijn.
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas strepera
Waarschijnlijk staat ze in de evolutie het dichts bij de blokeend. Vooral de kleur en het gekwaak van de eend gelijken erg op die van de wilde eend. Wel zijn krakeenden slanker van bouw en iets minder zwaar. De snavel is veel fijner. Het algemeen uitzicht is dat van een donkergrijze vogel maar van dichtbij getekend met gelige en donkergrijze golflijntjes. Een zeer belangrijk onderscheid is de korte witte spiegel die bij springende eenden onmiddellijk opvalt. Bij overvliegende eenden zien we die witte spiegel niet zo duidelijk omdat de onderkant van de vleugel zeer bleek is. De vogel vliegt sneller dan de blokeend en ook met een snellere vleugelslag.De woerd laat een grommend geluid maar ook soms fluittonen horen en het gekwaak van de eend begint met een duidelijke luidere eerste “kwak”.Ze houden van zoet water en als echte grondelaars zijn ze wegens hun kleinere en zachtere snavel aangewezen op zachter voedsel dat zowel van plantaardige als van dierlijke oorsprong kan zijn.
MEERKOET
Meerkoet
Klasse : avesOrde : gruiformesFamilie : rallidaeSoort : fulica atra
De meerkoet heeft meer water nodig dan het waterhoentje omdat hij volledig het silhouet van een duikeend bezit en er ook naar leeft. Al duikend zoekt hij meestal zijn voedsel. Hij verblijft dus liever op open water zolang er voldoende voedsel te vinden is. Uit noodzaak gaat hij soms aan land foerageren. De rallidae hebben geen zwemvliezen maar de meerkoet heeft een ander hulpmiddel nl. gelobde tenen. Hierdoor kan het zeer goed en tamelijk diep duiken.Het is een leizwarte vogel, zijn kop en zijn hals zijn iets donkerder en hij heeft een grote witte bles die hoger dan het oog loopt. De meerkoet is een algemene broedvogel met hetzelfde foerageergedrag als de waterhoen. De kuikentjes hebben een roestrode, bijna naakte kop, terwijl die van de waterhoen volledig zwart zijn. De meerkoet broedt toe een stuk in augustus. Tijdens de winter zijn ze ook slachtoffer van de koude. De meerkoet verdraagt geen andere broedvogels in zijn nabijheid.
Klasse : avesOrde : gruiformesFamilie : rallidaeSoort : fulica atra
De meerkoet heeft meer water nodig dan het waterhoentje omdat hij volledig het silhouet van een duikeend bezit en er ook naar leeft. Al duikend zoekt hij meestal zijn voedsel. Hij verblijft dus liever op open water zolang er voldoende voedsel te vinden is. Uit noodzaak gaat hij soms aan land foerageren. De rallidae hebben geen zwemvliezen maar de meerkoet heeft een ander hulpmiddel nl. gelobde tenen. Hierdoor kan het zeer goed en tamelijk diep duiken.Het is een leizwarte vogel, zijn kop en zijn hals zijn iets donkerder en hij heeft een grote witte bles die hoger dan het oog loopt. De meerkoet is een algemene broedvogel met hetzelfde foerageergedrag als de waterhoen. De kuikentjes hebben een roestrode, bijna naakte kop, terwijl die van de waterhoen volledig zwart zijn. De meerkoet broedt toe een stuk in augustus. Tijdens de winter zijn ze ook slachtoffer van de koude. De meerkoet verdraagt geen andere broedvogels in zijn nabijheid.
SMIENT
De smient
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas penelope
De woerd is een bont eendje waarbij vooral de kastanjebruine kop met de gele p goud gelijkende kruinstreep van ver opvalt. De eend is effen bruin geschelpt.De snavel is betrekkelijk klein en doet vooral dienst als een pincet; daardoor grondelen ze bijna nooit. Het zijn echte plukkers en grazers. Ze lopen veel aan land en vooral op weiden aan de oevers van grote en kleine wateren. Ze vliegen en foerageren in betrekkelijk grote groepen.Als wildbraad is het de lekkerste eend.
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas penelope
De woerd is een bont eendje waarbij vooral de kastanjebruine kop met de gele p goud gelijkende kruinstreep van ver opvalt. De eend is effen bruin geschelpt.De snavel is betrekkelijk klein en doet vooral dienst als een pincet; daardoor grondelen ze bijna nooit. Het zijn echte plukkers en grazers. Ze lopen veel aan land en vooral op weiden aan de oevers van grote en kleine wateren. Ze vliegen en foerageren in betrekkelijk grote groepen.Als wildbraad is het de lekkerste eend.
CANADESE GANS
De canadagans
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : branta canadensis
De Canadese gans is een nieuwkomer. De naam laat het al vermoeden, ze is afkomstig uit Noord-Amerika. De bruine tint overheerst behalve in het aangezicht, op de kruin en op de hals. Deze zijn duidelijk zwart. Hun roep is een luid getrompet. Ze hebben zich over heel Europa verspreid en broeden in België en Nederland.
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : branta canadensis
De Canadese gans is een nieuwkomer. De naam laat het al vermoeden, ze is afkomstig uit Noord-Amerika. De bruine tint overheerst behalve in het aangezicht, op de kruin en op de hals. Deze zijn duidelijk zwart. Hun roep is een luid getrompet. Ze hebben zich over heel Europa verspreid en broeden in België en Nederland.
GRAUWE GANS
De grauwe gans
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : anser anser
De grauwe gans herkennen we aan de driehoekige oranje snavel, het plat hoofd en de blauwgrijze vleugelboeg. Van zodra ze haar roep laat horen, is geen ervaring meer mogelijk. Het is de grootste van de bruine ganzen, die allemaal min of meer bruine veren met een witte ondertoon hebben.De grauwe gans is de enige soort die in West-Europa broedt. Oorspronkelijke leefde ze hier en ze was stamvader en –moeder van alle Europese tamme ganzenrassen. Dankzij haar snavel heeft die gans een zeer breed voedselpatroon. Daarom werd ze ook onbewust gedomesticeerd. De roep is die van de boerengans van het lichte type.Ze worden zo talrijk dat ze enorme schade kunnen aanrichten !
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anserinaeSoort : anser anser
De grauwe gans herkennen we aan de driehoekige oranje snavel, het plat hoofd en de blauwgrijze vleugelboeg. Van zodra ze haar roep laat horen, is geen ervaring meer mogelijk. Het is de grootste van de bruine ganzen, die allemaal min of meer bruine veren met een witte ondertoon hebben.De grauwe gans is de enige soort die in West-Europa broedt. Oorspronkelijke leefde ze hier en ze was stamvader en –moeder van alle Europese tamme ganzenrassen. Dankzij haar snavel heeft die gans een zeer breed voedselpatroon. Daarom werd ze ook onbewust gedomesticeerd. De roep is die van de boerengans van het lichte type.Ze worden zo talrijk dat ze enorme schade kunnen aanrichten !
WILDE EEND
Wilde eend
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas platyrhinchos
De wilde eend (of blokeend) is de meest verspreide en de meest voorkomende eend van het noordelijk halfrond.
De vedertooi
Het mannetje (woerd) en het vrouwtje (eend) zijn allebei gedrongen, gestuikt van natuur, geblokt als het ware. De woerd bezit een groenglanzende in de zon iriserende kop en hals tot aan een witte ring (colvert). De voorborst of keelstreek is bruin. De flanken en buik zijn grijswit. Boven -en onderkant van de stuit zijn zwart en vier krulveren vormen twee sierlijke zwarte krullen, die de grijswit met zwarte staart tooien. Het verenkleed van de eens is geelbruin gevlekt en ze bezit een lichte wenkbrauwstreep en een tamelijk donkere oogstreep.Beide vogels dragen een purperen spiegel die omzoomd is door een zwart-witte streep. De poten zijn oranjerood.Aan de hand van de snavel kan je tijdens de zomerjacht de jonge van de oude eenden onderscheiden. Ouden woerden behouden tijdens het eclipskleed hun groenig-gele snavel. De eenden bezitten een olijfbruine snavel met onregelmatige oranje vlekken langs de randen en soms aan de snaveltop. Oude vogels hebben bovendien bredere schouderdekveren dan jonge vogels waarvan de snavel meestal egaal glanzend bruin is.
De voortplanting
De nestplaats verschil nogal sterk van soort tot soort. Drie factoren bepalen de broedplaats:1. de vochtigheidsgraad en eventueel onder water geraken van de eieren;2. de camouflage en/of kolonievorming tegen predatoren;3. de beveiliging tegen schadelijke stralen van de zon
In de vrije natuur moeten vogels met al die factoren rekening houden. Sommigen houden bij het bouwen van hun nest rekening met de invalshoek van het zonnelicht als de zon op de middag het dichts bij het zenit staat. Andere vogels dekken hun eieren af en nog andere, vooral bodembroeders, maken gebruik van bruingespikkelde eieren om gecamoufleerd te zijn maar ook om de gevaarlijke ultraviolette stralen tegen te houden.Het ei van de blokeend is wit maar met een lichte groene schijn en heeft een glasachtig doorschijnende schaal. Daarom moet de wilde eend haar eieren goed afschermen tegen zonnestralen. Vandaar dat de eend haar eieren in een beschut nest in dichte vegetatie legt of zelf is in de diepe kom van een oude knotwilg.
Voortplanting
De blokeend begint het eerst aan de voortplanting, omdat ze het breedste voedselpatroon heeft en in een oogwenk voldoende energie kan opnemen om aan de eierleg te beginnen. Normaal gezien is dit rond half februari.Het baltsritueel lijkt bij alle grondeleenden op elkaar : hofmakerij door de woerd, rondjes draaien, de eend die zicht plat legt in het water en de woerd die haar trapt. Daarna begint de woerd opnieuw rond te draaien, richt zich half op en laat dan meestal een fluittoon horen. Beide vogels poetsen daarna de veren.trappen gebeurt het liefst in het water.De eend legt meestal 10 à 12 eieren. De broedtijd duurt 28 dagen zodat ronde 1 april de eerste donsjes mogen verwacht worden. Vanaf 9 weken zijn de jonge eenden volledig vliegbekwaam. Op jongere leeftijd kunnen de pijlen zich wel boven het water verheffen maar dan zullen ze er vlug terug invallen omdat de schachten van de slagpennen nog niet voldoende verhard zijn.
Klasse : avesOrde : anseriformesFamilie : anitidaeGeslacht : anatinaeSoort : anas platyrhinchos
De wilde eend (of blokeend) is de meest verspreide en de meest voorkomende eend van het noordelijk halfrond.
De vedertooi
Het mannetje (woerd) en het vrouwtje (eend) zijn allebei gedrongen, gestuikt van natuur, geblokt als het ware. De woerd bezit een groenglanzende in de zon iriserende kop en hals tot aan een witte ring (colvert). De voorborst of keelstreek is bruin. De flanken en buik zijn grijswit. Boven -en onderkant van de stuit zijn zwart en vier krulveren vormen twee sierlijke zwarte krullen, die de grijswit met zwarte staart tooien. Het verenkleed van de eens is geelbruin gevlekt en ze bezit een lichte wenkbrauwstreep en een tamelijk donkere oogstreep.Beide vogels dragen een purperen spiegel die omzoomd is door een zwart-witte streep. De poten zijn oranjerood.Aan de hand van de snavel kan je tijdens de zomerjacht de jonge van de oude eenden onderscheiden. Ouden woerden behouden tijdens het eclipskleed hun groenig-gele snavel. De eenden bezitten een olijfbruine snavel met onregelmatige oranje vlekken langs de randen en soms aan de snaveltop. Oude vogels hebben bovendien bredere schouderdekveren dan jonge vogels waarvan de snavel meestal egaal glanzend bruin is.
De voortplanting
De nestplaats verschil nogal sterk van soort tot soort. Drie factoren bepalen de broedplaats:1. de vochtigheidsgraad en eventueel onder water geraken van de eieren;2. de camouflage en/of kolonievorming tegen predatoren;3. de beveiliging tegen schadelijke stralen van de zon
In de vrije natuur moeten vogels met al die factoren rekening houden. Sommigen houden bij het bouwen van hun nest rekening met de invalshoek van het zonnelicht als de zon op de middag het dichts bij het zenit staat. Andere vogels dekken hun eieren af en nog andere, vooral bodembroeders, maken gebruik van bruingespikkelde eieren om gecamoufleerd te zijn maar ook om de gevaarlijke ultraviolette stralen tegen te houden.Het ei van de blokeend is wit maar met een lichte groene schijn en heeft een glasachtig doorschijnende schaal. Daarom moet de wilde eend haar eieren goed afschermen tegen zonnestralen. Vandaar dat de eend haar eieren in een beschut nest in dichte vegetatie legt of zelf is in de diepe kom van een oude knotwilg.
Voortplanting
De blokeend begint het eerst aan de voortplanting, omdat ze het breedste voedselpatroon heeft en in een oogwenk voldoende energie kan opnemen om aan de eierleg te beginnen. Normaal gezien is dit rond half februari.Het baltsritueel lijkt bij alle grondeleenden op elkaar : hofmakerij door de woerd, rondjes draaien, de eend die zicht plat legt in het water en de woerd die haar trapt. Daarna begint de woerd opnieuw rond te draaien, richt zich half op en laat dan meestal een fluittoon horen. Beide vogels poetsen daarna de veren.trappen gebeurt het liefst in het water.De eend legt meestal 10 à 12 eieren. De broedtijd duurt 28 dagen zodat ronde 1 april de eerste donsjes mogen verwacht worden. Vanaf 9 weken zijn de jonge eenden volledig vliegbekwaam. Op jongere leeftijd kunnen de pijlen zich wel boven het water verheffen maar dan zullen ze er vlug terug invallen omdat de schachten van de slagpennen nog niet voldoende verhard zijn.
VOS
Vos
Klasse : zoogdierenOrde : carnivoraFamilie : canidaeSoort : vulpes vulpes
Uiterlijke kenmerken
De kop en ruglengte bedraagt 60 tot 90 centimeter. De totale lengte is ongeveer 130 centimeter. De schouderhoogte is 35 à 40 centimeter. Het gewicht van een vos ligt tussen 5 en de 12 kg, gemiddeld is dit 7.De kop is breed, het voorhoofd plat, de snuit is lang en dun.De poten zijn erg dun en omdat de vos laagbenig is, maakt hij een bijzonder lange indruk. Meestal is zijn spoor gemakkelijk te onderscheiden van dat van een hond. De nagels van beide zijtenen bereiken de zoolballen van de middenteen aan de achterkant. Bij een snelle vlucht bedekken de achterpoten de prenten van de voorpoten, spoor lijkt dam op dat van een haas.De oren zijn breed aan de basis en spits aan de punt. Ze staan rechtop en aan de buitenkant zijn ze zwart. Ze zijn enorm beweeglijk.De ogen staan min of meer schuin, de pupil is verticaal en ellipsvormig.De bijzonder lange staart is roodachtig met zwarte, gele of grijze tinten. De punt (lont) is meestal wit.De lippen zijn witachtig grijs behaard. Die afstekende lichte kleur loopt over de hele hals en borst en gaat op de buik over in een troebel tot donker grijs.De tenen zijn zwart zodat hij de indruk geeft zwarte laarsjes te dragen. Het lichaam schijnt dik maar is in feite erg slank en krachtig. Het bekende vosrood is het zuiverste aan de bovenkant van de kop tot ongeveer midden op de rug. Vanaf die plaats komen witte haarpunten voor.
Voeding
De vos is een “alleseter”. Hij eet alles wat een kleinwildrevier oplevert, zowel haar als pluimwild. Vooral e grondbroeders hebben het zwaar te verduren. Ziek en zwak wild wordt meestal eerst opgeruimd. Toch verorbert de vos een enorm aantal muizen. Hij eet ook regenwormen, slakken, kevers, sprinkhanen, engerlingen,eieren,fruit, afval en planten. Soms slaat hij ook een reekalf.Deze opsomming is in een rijk kleinwildrevier wel enigszins anders ! In een jachtveld met veel konijnen is de verdeling als volgt : 90% konijnen, 4% vogels en 6% muizen, eieren en insecten.
Voortplanting
Tussen kerstmis en half februari kam men loopse vossenmoeren aantreffen. Tijdens deze periode kan men over veld en bos het drievoudige gekef van de paarlustige rekels duidelijk waarnemen. Tijdens de wintermaanden worden bijna geen sociale activiteiten waargenomen, maar in de vroege lente gaan de individuen een gezel opzoeken. Daar monogamie de bovenhand heeft, herstellen de oudere vossen het contact met elkaar, terwijl de jongen nieuwe paren vormen. Tijdens de twee weken die de loopsheid van de moervos vooraf gaan is er een geweldige opleving in de gedragingen. Dit stelt de vossen in staat elkaars plaats te bepalen. Niet – gebonden jonge moeren plaatsen sterk riekende urinetekens in hun gehele woongebied en zetten een territorium uit, terwijl de rekels op zoek zijn naar een moertje. De moervos gebruikt vooral een speciale schreeuw, een soort geblaf, om er zeker van te zijn dat ze een vaste partner heeft voor zij loops wordt. De naderende loopsheid is te zien aan duidelijke fysieke veranderingen bij de moer : vooral het opzwellen van de vulvastreek en het geregeld oprichten van de staart als een uitnodiging om te paren.Gedurende drie weken houdt de rekel zich in de omgeving van de toekomstige moeder op. Zoals een echte man waakt hij erover dat er geen andere rekels bij zijn vrouwtje komen.Eenmaal de moervos zwanger is, begint ze het hol klaar te maken voor de komende worp. De pels op de buik bij de moer valt ui en de tepels komen bloot te liggen. Het moertje draagt russen de 53 en 58 dagen. De meeste jonge vossen worden half maart geboren. Zo een worp bestaat meestal uit 4 tot 6 jongen. Pasgeboren vosjes zijn niet groter dan een mol. Ze zijn dan grijsbruin van kleur.Om te werpen gebruikt de moer meestal een klein onopvallend werphol. Later worden de jongen in de muil naar een groter burcht verplaatst.Naarmate het moment van werpen nadert wordt de moervos minder actief. Sommige rekels kan men zien voedsel aanbrengen. Meestal is dit niet nodig omdat de moervos een grote voorraad voedsel opslaat.Na 12 dagen gaan de oogjes van de welpen open. In de derde tot vierde week wankelen de jonge vosjes voor de eerste keer tot aan de ingang van het hol. Tot dan toe hebben ze louter van de moedermelk geleefd. Vossen zijn zeer vruchtbaar. Zo kan het bestand op 1 jaar verdubbelen !
Klasse : zoogdierenOrde : carnivoraFamilie : canidaeSoort : vulpes vulpes
Uiterlijke kenmerken
De kop en ruglengte bedraagt 60 tot 90 centimeter. De totale lengte is ongeveer 130 centimeter. De schouderhoogte is 35 à 40 centimeter. Het gewicht van een vos ligt tussen 5 en de 12 kg, gemiddeld is dit 7.De kop is breed, het voorhoofd plat, de snuit is lang en dun.De poten zijn erg dun en omdat de vos laagbenig is, maakt hij een bijzonder lange indruk. Meestal is zijn spoor gemakkelijk te onderscheiden van dat van een hond. De nagels van beide zijtenen bereiken de zoolballen van de middenteen aan de achterkant. Bij een snelle vlucht bedekken de achterpoten de prenten van de voorpoten, spoor lijkt dam op dat van een haas.De oren zijn breed aan de basis en spits aan de punt. Ze staan rechtop en aan de buitenkant zijn ze zwart. Ze zijn enorm beweeglijk.De ogen staan min of meer schuin, de pupil is verticaal en ellipsvormig.De bijzonder lange staart is roodachtig met zwarte, gele of grijze tinten. De punt (lont) is meestal wit.De lippen zijn witachtig grijs behaard. Die afstekende lichte kleur loopt over de hele hals en borst en gaat op de buik over in een troebel tot donker grijs.De tenen zijn zwart zodat hij de indruk geeft zwarte laarsjes te dragen. Het lichaam schijnt dik maar is in feite erg slank en krachtig. Het bekende vosrood is het zuiverste aan de bovenkant van de kop tot ongeveer midden op de rug. Vanaf die plaats komen witte haarpunten voor.
Voeding
De vos is een “alleseter”. Hij eet alles wat een kleinwildrevier oplevert, zowel haar als pluimwild. Vooral e grondbroeders hebben het zwaar te verduren. Ziek en zwak wild wordt meestal eerst opgeruimd. Toch verorbert de vos een enorm aantal muizen. Hij eet ook regenwormen, slakken, kevers, sprinkhanen, engerlingen,eieren,fruit, afval en planten. Soms slaat hij ook een reekalf.Deze opsomming is in een rijk kleinwildrevier wel enigszins anders ! In een jachtveld met veel konijnen is de verdeling als volgt : 90% konijnen, 4% vogels en 6% muizen, eieren en insecten.
Voortplanting
Tussen kerstmis en half februari kam men loopse vossenmoeren aantreffen. Tijdens deze periode kan men over veld en bos het drievoudige gekef van de paarlustige rekels duidelijk waarnemen. Tijdens de wintermaanden worden bijna geen sociale activiteiten waargenomen, maar in de vroege lente gaan de individuen een gezel opzoeken. Daar monogamie de bovenhand heeft, herstellen de oudere vossen het contact met elkaar, terwijl de jongen nieuwe paren vormen. Tijdens de twee weken die de loopsheid van de moervos vooraf gaan is er een geweldige opleving in de gedragingen. Dit stelt de vossen in staat elkaars plaats te bepalen. Niet – gebonden jonge moeren plaatsen sterk riekende urinetekens in hun gehele woongebied en zetten een territorium uit, terwijl de rekels op zoek zijn naar een moertje. De moervos gebruikt vooral een speciale schreeuw, een soort geblaf, om er zeker van te zijn dat ze een vaste partner heeft voor zij loops wordt. De naderende loopsheid is te zien aan duidelijke fysieke veranderingen bij de moer : vooral het opzwellen van de vulvastreek en het geregeld oprichten van de staart als een uitnodiging om te paren.Gedurende drie weken houdt de rekel zich in de omgeving van de toekomstige moeder op. Zoals een echte man waakt hij erover dat er geen andere rekels bij zijn vrouwtje komen.Eenmaal de moervos zwanger is, begint ze het hol klaar te maken voor de komende worp. De pels op de buik bij de moer valt ui en de tepels komen bloot te liggen. Het moertje draagt russen de 53 en 58 dagen. De meeste jonge vossen worden half maart geboren. Zo een worp bestaat meestal uit 4 tot 6 jongen. Pasgeboren vosjes zijn niet groter dan een mol. Ze zijn dan grijsbruin van kleur.Om te werpen gebruikt de moer meestal een klein onopvallend werphol. Later worden de jongen in de muil naar een groter burcht verplaatst.Naarmate het moment van werpen nadert wordt de moervos minder actief. Sommige rekels kan men zien voedsel aanbrengen. Meestal is dit niet nodig omdat de moervos een grote voorraad voedsel opslaat.Na 12 dagen gaan de oogjes van de welpen open. In de derde tot vierde week wankelen de jonge vosjes voor de eerste keer tot aan de ingang van het hol. Tot dan toe hebben ze louter van de moedermelk geleefd. Vossen zijn zeer vruchtbaar. Zo kan het bestand op 1 jaar verdubbelen !
KONIJN
Het Wild konijn
Klasse : ZoogdierenOrde : lagomorphaFamilie : leporidaeSoort : oryctolagus cuniculus
Biotoop
Het konijn is de enige van de leporidae die een ondergrondse woonplaats heeft. Toch zijn hun poten (lopers) niet speciaal uitgerust om te graven, hoewel het met zijn achterpoten ook heel wat aarde verzet. Konijnen leven in kleine groepen die meestal samengesteld zijn uit acht tot tien dieren; de grootte van de groep hangt af van de densiteit van de totale populatie. Een groep bezet een afgebakend territorium, waarin je het hol of de burcht met heel zijn netwerk aan ingangen of pijpen kan vinden. Een dergelijk territorium strekt zich uit over 2 à 4 hectaren.
Uiterlijke kenmerken
Het loont de moeite het konijn eens heel aandachtig te bekijken Het heeft maar een heel smal mondje : het hoeft zijn mond nooit ver te openen, want het knaagt een raap of wortel af met zeer kleine beetjes. Om goed te kunne knagen zijn er twee aanpassingen voorzien : de bovenlip is gespleten en kan opzij geschoven worden zodat de voortanden vrij spel krijgen. Die voortanden zijn twee beitelvormig “knaagtanden” die altijd opnieuw aangroeien. Om die tanden regelmatig af te slijten moet het konijn voortdurend knagen. Voor konijnen is knagen een levensbehoefte, vandaar de soms grote schade aan gewassen.Opvallend zijn ook de grote ogen, want een konijn is een nachtdier. Er zijn drie oogleden : één meer dan bij onszelf. Naast het beweegbare boven- en onderooglid, is er aan de binnenhoek van het oog nog een derde, doorzichtig ooglid dat zicht over de oogbol kan uitspreiden om het oog te beschermen. De lange lepelvormige oorschelpen zijn zeer bewegelijk om elk geluid en de richting ervan precies te kunnen opvangen. Een konijn moet altijd op zijn hoede zijn, want het kan zich niet verweren tegen vijanden die hem naar het leven staan. Zijn enige redding is een overhaaste vlucht. Terwijl de oorschelpen elk geluid trachten op te vangen, tasten de ogen het hele gebied af. De oorschelpen bevatten veel bloedvaten en daar komen de konijnenvlooien bloed zuigen. Tevens zorgen de oren voor afgifte van de overtollige lichaamswarmte. Omdat de ogen zijdelings in de kop staan, heeft het konijn een zeer breed gezichtsveld. Een konijn ongezien naderen is onbegonnen werk !Het konijn heeft een ongelooflijk beweeglijke ruggengraat. Bij het vluchten maakt het daar handig gebruik door ‘haken’ te slaan. In volle snelheid kan het konijn zijn richting veranderen waarbij de achtervolger zijn prooi voorbij schiet.De kleur van de pels varieert volgens de streek, maar toch minder uitgesproken dan bij hazen. Meestal is de rug een bonte mengeling van grijze, okerkleurige, rosachtige en zwarte haren. De achterkant van de kop of bol is rossig, maar de flanken en de oren zijn effen bruingrijs. De buik, de binnenzijde van de billen en de oogomlijning zijn wit, evenals de staart aan de onderkant. De bruine snorharen zijn maar zwakjes ontwikkeld.Het gewicht van een volwassen konijn bedraagt gemiddeld 1375g voor een lengte van 42 cm. De mannelijke konijnen zijn over het algemeen groter en zwaarder dan hun vrouwelijke tegenhangers.
Voortplanting
Hoewel het konijn zich potentieel het hele jaar kan voortplanten, stellen we vast dat de voortplantingscyclus in natuurlijke omstandigheden duidelijke seizoensgebonden is. In onze streken begint de voortplanting in februari en eindigt in augustus.Het heilige getal “zeven” speelt in het seksueel leven een belangrijke rol. Een volwassen moertje is om de zeven dagen bijzonder seksueel aantrekkelijk. Na eerst de honger te stillen wordt er dan bij valavond gepaard. De draagtijd duurt gemiddeld 7 x 4 = 28 dagen. Binnen de 24 uur na het werpen wordt de moer terug bevrucht. Een volwassen konijnenmoer geeft vijf worpen per jaar met telkens 6 à 7 lampreien. In totaal worden er daarvan ongeveer een twintigtal volwassen.Jonge wijfjes, geboren uit de eerste drachten kunne hetzelfde jaar nog jongen werpen. In de eerst plaats garanderen zij de reproductie op het einde van het seizoen. Vanaf een leeftijd van zes maanden kunnen de wijfjes jongen. De mannetjes zijn pas rijp na negen maanden.De jongen worden in een speciaal gegraven hol of wentel geworpen, het wijfje voert materieel aan in de bek en mengt er borst- en buikhaar in. Met dat mengsel bekleedt zij de bodem en de wanden van het nest.Na het jongen stopt het wijfje, als zij het nest verlaat, de uitgang toe met aarde en laat er haar merktekenen, urine en uitwerpselen achter. Deze stoten de andere wijfjes af. De jongen, die naakt en blind geboren worden, blijven ongeveer 3 weken in het nest.
Klasse : ZoogdierenOrde : lagomorphaFamilie : leporidaeSoort : oryctolagus cuniculus
Biotoop
Het konijn is de enige van de leporidae die een ondergrondse woonplaats heeft. Toch zijn hun poten (lopers) niet speciaal uitgerust om te graven, hoewel het met zijn achterpoten ook heel wat aarde verzet. Konijnen leven in kleine groepen die meestal samengesteld zijn uit acht tot tien dieren; de grootte van de groep hangt af van de densiteit van de totale populatie. Een groep bezet een afgebakend territorium, waarin je het hol of de burcht met heel zijn netwerk aan ingangen of pijpen kan vinden. Een dergelijk territorium strekt zich uit over 2 à 4 hectaren.
Uiterlijke kenmerken
Het loont de moeite het konijn eens heel aandachtig te bekijken Het heeft maar een heel smal mondje : het hoeft zijn mond nooit ver te openen, want het knaagt een raap of wortel af met zeer kleine beetjes. Om goed te kunne knagen zijn er twee aanpassingen voorzien : de bovenlip is gespleten en kan opzij geschoven worden zodat de voortanden vrij spel krijgen. Die voortanden zijn twee beitelvormig “knaagtanden” die altijd opnieuw aangroeien. Om die tanden regelmatig af te slijten moet het konijn voortdurend knagen. Voor konijnen is knagen een levensbehoefte, vandaar de soms grote schade aan gewassen.Opvallend zijn ook de grote ogen, want een konijn is een nachtdier. Er zijn drie oogleden : één meer dan bij onszelf. Naast het beweegbare boven- en onderooglid, is er aan de binnenhoek van het oog nog een derde, doorzichtig ooglid dat zicht over de oogbol kan uitspreiden om het oog te beschermen. De lange lepelvormige oorschelpen zijn zeer bewegelijk om elk geluid en de richting ervan precies te kunnen opvangen. Een konijn moet altijd op zijn hoede zijn, want het kan zich niet verweren tegen vijanden die hem naar het leven staan. Zijn enige redding is een overhaaste vlucht. Terwijl de oorschelpen elk geluid trachten op te vangen, tasten de ogen het hele gebied af. De oorschelpen bevatten veel bloedvaten en daar komen de konijnenvlooien bloed zuigen. Tevens zorgen de oren voor afgifte van de overtollige lichaamswarmte. Omdat de ogen zijdelings in de kop staan, heeft het konijn een zeer breed gezichtsveld. Een konijn ongezien naderen is onbegonnen werk !Het konijn heeft een ongelooflijk beweeglijke ruggengraat. Bij het vluchten maakt het daar handig gebruik door ‘haken’ te slaan. In volle snelheid kan het konijn zijn richting veranderen waarbij de achtervolger zijn prooi voorbij schiet.De kleur van de pels varieert volgens de streek, maar toch minder uitgesproken dan bij hazen. Meestal is de rug een bonte mengeling van grijze, okerkleurige, rosachtige en zwarte haren. De achterkant van de kop of bol is rossig, maar de flanken en de oren zijn effen bruingrijs. De buik, de binnenzijde van de billen en de oogomlijning zijn wit, evenals de staart aan de onderkant. De bruine snorharen zijn maar zwakjes ontwikkeld.Het gewicht van een volwassen konijn bedraagt gemiddeld 1375g voor een lengte van 42 cm. De mannelijke konijnen zijn over het algemeen groter en zwaarder dan hun vrouwelijke tegenhangers.
Voortplanting
Hoewel het konijn zich potentieel het hele jaar kan voortplanten, stellen we vast dat de voortplantingscyclus in natuurlijke omstandigheden duidelijke seizoensgebonden is. In onze streken begint de voortplanting in februari en eindigt in augustus.Het heilige getal “zeven” speelt in het seksueel leven een belangrijke rol. Een volwassen moertje is om de zeven dagen bijzonder seksueel aantrekkelijk. Na eerst de honger te stillen wordt er dan bij valavond gepaard. De draagtijd duurt gemiddeld 7 x 4 = 28 dagen. Binnen de 24 uur na het werpen wordt de moer terug bevrucht. Een volwassen konijnenmoer geeft vijf worpen per jaar met telkens 6 à 7 lampreien. In totaal worden er daarvan ongeveer een twintigtal volwassen.Jonge wijfjes, geboren uit de eerste drachten kunne hetzelfde jaar nog jongen werpen. In de eerst plaats garanderen zij de reproductie op het einde van het seizoen. Vanaf een leeftijd van zes maanden kunnen de wijfjes jongen. De mannetjes zijn pas rijp na negen maanden.De jongen worden in een speciaal gegraven hol of wentel geworpen, het wijfje voert materieel aan in de bek en mengt er borst- en buikhaar in. Met dat mengsel bekleedt zij de bodem en de wanden van het nest.Na het jongen stopt het wijfje, als zij het nest verlaat, de uitgang toe met aarde en laat er haar merktekenen, urine en uitwerpselen achter. Deze stoten de andere wijfjes af. De jongen, die naakt en blind geboren worden, blijven ongeveer 3 weken in het nest.
HOUTDUIF
De houtduif
Klasse : vogelsOrde : columbiformesFamilie : ColumbidaeSoort : columba palumbus
Biotoop
De houtduif komt vrijwel overal voor. Ze kan zich enorm goed aanpassen.
Uiterlijke kenmerken
De bovendelen zijn blauwgrijs getint, iets donkerder op de vleugels en zwart op de staart. De borst is wijnkleurig, een kleur die onopvallend vervloeit in het lichte grijs van de buik, de flanken en de onderzijde van de staart. Zowel de stuit als de kop zijn blauwer grijs dan de rest van de rug, terwijl iriserend blauwgroen de zijkanten van de hals kleurt; grote witte vlekken lopen vrijwel samen op de nek. Over de zwarte staart loopt een brede band en enkele brede witte banden dwarsen de vleugel. De gloed in het verenkleed verleent de vogel een helder uiterlijk, maar gaat bij slechte conditie verloren. De basis van de snavel is roze, de rest gaat van geel over in het lichte bruin van de snavelpunt. De snavel verbreedt zich aan de basis in een zachte, witte knobbel die door de membranen boven de neusgaten gevormd wordt. De koraalrode poten zijn lichtpaars getint. In de strokleurige ogen valt een kleine peervorige iris op, wat de vogel een zeer waakzaam uiterlijk geeft.De pasgeboren jongen hebben een grijsachtig blauwe huid met hier en daar een plukje strokleurig dons. De ogen gaan pas op de derde of vierde dag open en pas rond negende dag verschijnen de veren.
Voorplanting
Het baltsgedrag ziet er als volgt uit: de duiven buigen de kop, de staart wordt opgeheven en gespreid. Intussen klinkt het begeleidende baltslied. Na een tijdje duldt het vrouwtje het mannetje dicht in haar buurt en vormen ze een paar. Vanaf dan begint de nestplaatsselectie en het lokken van het vrouwtje naar die nestplaats. Het mannetje kiest een geschikt plaats voor het nest en gaat daar zitten baltsen, maar nu beginnen de vleugels te trillen en de staart beweegt schoksgewijs. Vervolgens minnekozen de duiven elkaar: ze wrijven de snavel langs elkaar en halen die door de veren van de hals heen.De belangrijkste functie ervan schijnt te zijn dat zo de ovulatie op gang gebracht wordt. Eens een nestplaats gekozen is, begint de nestbouw. Ook een oud nest kan dienst doen, dat moeten ze alleen maar even opknappen.De eerste nesten worden vanaf begin mei gebouwd. De nestbouw stopt eind september. De feitelijke ovulatie en de copulatie hangen nauw samen met de nestbouwactiviteiten en het minnekozen.Al een week voordat er eieren zijn, begint het vrouwtje te broeden. Ze zit op het nest en laat iedereen in de waan dat het menens is. Misschien doet ze dit om het nest ondanks alle tekortkomingen zijn juiste pasvorm te geven.Ongeveer een week later worden in twee dagen tijd eieren gelegd. Reeds na het eerste ei begint het broeden. Het mannetje broedt van een uur of negen tot zestien uur, de rest van de dag broedt het vrouwtje. Het aflossen gebeurt zeer precies zodat de eieren nauwelijks onbewaakt blijven.Na gemiddeld 17 dagen komen de eieren uit. De eerste drie dagen worden de jongen zeer geregeld met melk gevoed, later krijgen ze daarnaast ook het voedsel dat de ouders verzamelen. Na een 10-tal dagen worden de jongen alleen nog gevoerd bij het wisselen van de wacht.De jongen blijven gemiddeld 22 dagen in het nest. Nog vooraleer ze het nest verlaten, zijn de ouders weer bezig met een nieuwe cyclus van baltsen, nest bouwen, eileggen etc. Ook als de jongen het nest verlaten hebben, zullen de ouders hen nog eventjes voeren.
Klasse : vogelsOrde : columbiformesFamilie : ColumbidaeSoort : columba palumbus
Biotoop
De houtduif komt vrijwel overal voor. Ze kan zich enorm goed aanpassen.
Uiterlijke kenmerken
De bovendelen zijn blauwgrijs getint, iets donkerder op de vleugels en zwart op de staart. De borst is wijnkleurig, een kleur die onopvallend vervloeit in het lichte grijs van de buik, de flanken en de onderzijde van de staart. Zowel de stuit als de kop zijn blauwer grijs dan de rest van de rug, terwijl iriserend blauwgroen de zijkanten van de hals kleurt; grote witte vlekken lopen vrijwel samen op de nek. Over de zwarte staart loopt een brede band en enkele brede witte banden dwarsen de vleugel. De gloed in het verenkleed verleent de vogel een helder uiterlijk, maar gaat bij slechte conditie verloren. De basis van de snavel is roze, de rest gaat van geel over in het lichte bruin van de snavelpunt. De snavel verbreedt zich aan de basis in een zachte, witte knobbel die door de membranen boven de neusgaten gevormd wordt. De koraalrode poten zijn lichtpaars getint. In de strokleurige ogen valt een kleine peervorige iris op, wat de vogel een zeer waakzaam uiterlijk geeft.De pasgeboren jongen hebben een grijsachtig blauwe huid met hier en daar een plukje strokleurig dons. De ogen gaan pas op de derde of vierde dag open en pas rond negende dag verschijnen de veren.
Voorplanting
Het baltsgedrag ziet er als volgt uit: de duiven buigen de kop, de staart wordt opgeheven en gespreid. Intussen klinkt het begeleidende baltslied. Na een tijdje duldt het vrouwtje het mannetje dicht in haar buurt en vormen ze een paar. Vanaf dan begint de nestplaatsselectie en het lokken van het vrouwtje naar die nestplaats. Het mannetje kiest een geschikt plaats voor het nest en gaat daar zitten baltsen, maar nu beginnen de vleugels te trillen en de staart beweegt schoksgewijs. Vervolgens minnekozen de duiven elkaar: ze wrijven de snavel langs elkaar en halen die door de veren van de hals heen.De belangrijkste functie ervan schijnt te zijn dat zo de ovulatie op gang gebracht wordt. Eens een nestplaats gekozen is, begint de nestbouw. Ook een oud nest kan dienst doen, dat moeten ze alleen maar even opknappen.De eerste nesten worden vanaf begin mei gebouwd. De nestbouw stopt eind september. De feitelijke ovulatie en de copulatie hangen nauw samen met de nestbouwactiviteiten en het minnekozen.Al een week voordat er eieren zijn, begint het vrouwtje te broeden. Ze zit op het nest en laat iedereen in de waan dat het menens is. Misschien doet ze dit om het nest ondanks alle tekortkomingen zijn juiste pasvorm te geven.Ongeveer een week later worden in twee dagen tijd eieren gelegd. Reeds na het eerste ei begint het broeden. Het mannetje broedt van een uur of negen tot zestien uur, de rest van de dag broedt het vrouwtje. Het aflossen gebeurt zeer precies zodat de eieren nauwelijks onbewaakt blijven.Na gemiddeld 17 dagen komen de eieren uit. De eerste drie dagen worden de jongen zeer geregeld met melk gevoed, later krijgen ze daarnaast ook het voedsel dat de ouders verzamelen. Na een 10-tal dagen worden de jongen alleen nog gevoerd bij het wisselen van de wacht.De jongen blijven gemiddeld 22 dagen in het nest. Nog vooraleer ze het nest verlaten, zijn de ouders weer bezig met een nieuwe cyclus van baltsen, nest bouwen, eileggen etc. Ook als de jongen het nest verlaten hebben, zullen de ouders hen nog eventjes voeren.
HAAS
HET HAAS
[lepus europaeus]
KENMERKEN
De haas heeft een langgerekt, gespierd lichaam met een brede, maar naar voren als een trechter toelopende smalle hoge borstkas, waarin bij hoge snelheid de ingewanden samengeperst worden, zoals jockeys bij paardenrennen hun gewicht naar voren verplaatsen.
Typisch voor de haas zijn: de slanke voorlopers, die slechts met vier van de vijf teenkussens de grond raken, en de zeer lange afstandsrenner kenmerken (slechts vier tenen aan de achtervoet). Hij moet in de guurste weeromstandigheden, open en bloot betere tijden afwachten. Daarom is zijn lichaam goed tegen koude afgeschermd door een laag fijn, kort en wollig onderhaar, waarboven stijvere en langere dekharen die licht gekleurd zijn en op donkere spitsen uitlopen. Natuurlijk olie maakt de haren waterdicht, voor zover ze elkaar de stengels van een rieten dak voldoende afdekken. De ruimte die tussen de opeenvolgende dekharen en de onderwol ontstaat, vormt een ideale vezelisolatie, die wij nu in onze woning met rotswol nabootsen.
MULTIFUNCTIONELE OREN
Een haas kan je het best herkennen aan zijn oren. die grote geluidopvangers op zijn kop (bol), komen hem in veel situaties goed van pas. Vooral als het zeer warm is of als hij van loutere opwinding een hete kop krijgt, hoeft hij enkel zijn lepels recht in de wind te houden om het doorvloeiende bloed een ideale luchtafkoeling te bezorgen. De veldhaas kan zeer goed met zijn grote oren horen, hij is gewoon dat mens en dier hem bejagen. Hij speurt voortdurend met zijn uitgestoken antennes in alle richtingen om verdachte geluiden op te vangen.
LEGERSLAPER
Het leger van een haas bestaat uit een ondiepe kuil. Met de voorlopers wordt een bestaande kuil verder uitgekrabd tot hij juist de lichaamsomvang van de haas kan bevatten. In de winter is het leger dieper dan in de zomer. naargelang van de windrichtingen en de weersomstandigheden heeft de Europese haas een groot aantal van zulke legers die hij afwisselend gebruikt. Een haas die wordt opgejaagd, vlucht soms in een vossenhol. zelf graaft hij geen holen. In steppegebieden die geen enkele dekking bieden, graven hazen in de sneeuw vaak holen die tot een anderhalve meter lang kunnen zijn. "een haas die een plaats voor zijn leger zoekt, houdt vooral rekening met de wind, want hij heeft nergens zo'n hekel aan als een sterke tocht". Aan de andere kant houdt hij wel van een beetje wind, want die voert geluiden aan en verraadt daardoor dreigend gevaar voordat het oog dat kan waarnemen. Hij kiest zijn leger steeds zo, dat hij zijn omgeving ervan helemaal kan overschouwen tot hij er voor de laatste keer langsloopt en erin springt.
Grootte
Kopromplengte 50-65 cm
Oorlengte 9-15 cm
Staartlengte 9 cm
Gewicht
3-5 kilo
Leeftijd
Gem. 3-4 jaar. De meeste hazen overleven het eerste jaar niet.
Paartijd
De "rammeltijd" (paartijd) begint in Januari en eindigt in Oktober.
Draagtijd
42-44 dagen
Zoogtijd
Gem. 1 maand
Aantal jongen
1-5 jongen per worp, de eerste worp bevat vaak 1-2 jongen.
Aantal nesten
Gem. 4-6 nesten per seizoen
Wist u dat...
- De jongen worden geboren met een goed ontwikkelde vacht ?- De ogen en oren zijn al geopend en er ook al kleine tandjes aanwezig zijn ? - Een jonge haas een half uur na zijn geboorte al kan vluchten ? - Dat de jongen om deze redenen ook wel nestvlieders genoemd worden ?- Dat de moederhaas maar 1 per etmaal haar jongen komt zogen ?- Dat dit een uur na zonsondergang is ?- Dat haar jongen dan weer verzameld zijn op hun geboorteplek ?- Dat ze de rest van de tijd verspreid over het land liggen ?- Dat ze gewoon in een ondiep kuiltje zonder bescherming op het land liggen ?- Dat zo'n kuiltje een leger genoemd wordt ?- Dat een haas zwarte stippen aan de achterkant van zijn oor heeft ?- Dat een haas snelheden kan behalen van 65 km/uur ?- Dat het mannetje ook wel rammelaar genoemd wordt ?- Dat het vrouwtje ook wel moertje genoemd wordt ?
[lepus europaeus]
KENMERKEN
De haas heeft een langgerekt, gespierd lichaam met een brede, maar naar voren als een trechter toelopende smalle hoge borstkas, waarin bij hoge snelheid de ingewanden samengeperst worden, zoals jockeys bij paardenrennen hun gewicht naar voren verplaatsen.
Typisch voor de haas zijn: de slanke voorlopers, die slechts met vier van de vijf teenkussens de grond raken, en de zeer lange afstandsrenner kenmerken (slechts vier tenen aan de achtervoet). Hij moet in de guurste weeromstandigheden, open en bloot betere tijden afwachten. Daarom is zijn lichaam goed tegen koude afgeschermd door een laag fijn, kort en wollig onderhaar, waarboven stijvere en langere dekharen die licht gekleurd zijn en op donkere spitsen uitlopen. Natuurlijk olie maakt de haren waterdicht, voor zover ze elkaar de stengels van een rieten dak voldoende afdekken. De ruimte die tussen de opeenvolgende dekharen en de onderwol ontstaat, vormt een ideale vezelisolatie, die wij nu in onze woning met rotswol nabootsen.
MULTIFUNCTIONELE OREN
Een haas kan je het best herkennen aan zijn oren. die grote geluidopvangers op zijn kop (bol), komen hem in veel situaties goed van pas. Vooral als het zeer warm is of als hij van loutere opwinding een hete kop krijgt, hoeft hij enkel zijn lepels recht in de wind te houden om het doorvloeiende bloed een ideale luchtafkoeling te bezorgen. De veldhaas kan zeer goed met zijn grote oren horen, hij is gewoon dat mens en dier hem bejagen. Hij speurt voortdurend met zijn uitgestoken antennes in alle richtingen om verdachte geluiden op te vangen.
LEGERSLAPER
Het leger van een haas bestaat uit een ondiepe kuil. Met de voorlopers wordt een bestaande kuil verder uitgekrabd tot hij juist de lichaamsomvang van de haas kan bevatten. In de winter is het leger dieper dan in de zomer. naargelang van de windrichtingen en de weersomstandigheden heeft de Europese haas een groot aantal van zulke legers die hij afwisselend gebruikt. Een haas die wordt opgejaagd, vlucht soms in een vossenhol. zelf graaft hij geen holen. In steppegebieden die geen enkele dekking bieden, graven hazen in de sneeuw vaak holen die tot een anderhalve meter lang kunnen zijn. "een haas die een plaats voor zijn leger zoekt, houdt vooral rekening met de wind, want hij heeft nergens zo'n hekel aan als een sterke tocht". Aan de andere kant houdt hij wel van een beetje wind, want die voert geluiden aan en verraadt daardoor dreigend gevaar voordat het oog dat kan waarnemen. Hij kiest zijn leger steeds zo, dat hij zijn omgeving ervan helemaal kan overschouwen tot hij er voor de laatste keer langsloopt en erin springt.
Grootte
Kopromplengte 50-65 cm
Oorlengte 9-15 cm
Staartlengte 9 cm
Gewicht
3-5 kilo
Leeftijd
Gem. 3-4 jaar. De meeste hazen overleven het eerste jaar niet.
Paartijd
De "rammeltijd" (paartijd) begint in Januari en eindigt in Oktober.
Draagtijd
42-44 dagen
Zoogtijd
Gem. 1 maand
Aantal jongen
1-5 jongen per worp, de eerste worp bevat vaak 1-2 jongen.
Aantal nesten
Gem. 4-6 nesten per seizoen
Wist u dat...
- De jongen worden geboren met een goed ontwikkelde vacht ?- De ogen en oren zijn al geopend en er ook al kleine tandjes aanwezig zijn ? - Een jonge haas een half uur na zijn geboorte al kan vluchten ? - Dat de jongen om deze redenen ook wel nestvlieders genoemd worden ?- Dat de moederhaas maar 1 per etmaal haar jongen komt zogen ?- Dat dit een uur na zonsondergang is ?- Dat haar jongen dan weer verzameld zijn op hun geboorteplek ?- Dat ze de rest van de tijd verspreid over het land liggen ?- Dat ze gewoon in een ondiep kuiltje zonder bescherming op het land liggen ?- Dat zo'n kuiltje een leger genoemd wordt ?- Dat een haas zwarte stippen aan de achterkant van zijn oor heeft ?- Dat een haas snelheden kan behalen van 65 km/uur ?- Dat het mannetje ook wel rammelaar genoemd wordt ?- Dat het vrouwtje ook wel moertje genoemd wordt ?
FAZANT
DE FAZANT
[phasianus colchicus colchicus] SOORTEN EN KENMERKEN
Bij de fazanten zijn de mannetjes opvallend gekleurd, zodat de hennen ze gemakkelijk kunnen vinden. De bonte kleur vestigt ook de aandacht van vele predatoren op de haan.
Omdat de hen en de kuikens eenvoudiger gekleed zijn (gevarenkleed), ontsnappen ze gemakkelijker aan de aandacht van predatoren. De bonte kleuren van de haan prikkelen ook door andere hanen tot paringsgevechten. Door die gevechten komen er gezonde en sterke mannetjes tot voortplanting en geeft daarmee zijn goede erfelijke eigenschappen verder aan het nakomelingschap, terwijl de zwakke en zieke mannetjes niet aan de voortplanting deelnemen.
De kleuren van de haan zijn prachtig: op de borst heeft hij glanzende roodbruine pluimen, zijn kop en zijn hals zijn groenblauw tot aan de witte halsring, voor zover die aanwezig is. Rond de ogen is er een grote dieprode krans en volwassen dieren hebben een paar korte oorpluimpjes. In de voortplantingsperiode steekt de haan zijn oorpluimpjes fier de hoogte in en blinkt hij op zijn mooist. De kleur van de hennen is licht tot donkerbruin met donkere vlekken. Hoewel haan en hen allebei een lange spitse speerstaart hebben, is de staart van de hen korter dan de staart van de haan. Alle fazanten hebben korte afgeronde vleugels, waarmee ze een snelle krachtige vlucht kunnen ontwikkelen.
Bij gevaar geven ze er de voorkeur aan snel weg te lopen, maar in nood kunnen ze maar moeizaam stijgen, bijna recht omhoog. Als ze eenmaal vliegen, halen ze een verassende snelheid, die wel honderd kilometer per uur zou kunnen bereiken. Dat werd wel nog nooit aangetoond.
Door vermenging van de verschillende onderrassen is de beeldvorm niet meer uniform. In werkelijkheid zijn er maar twee ondersoorten echte fazanten: de bosfazant of echte jachtfazant en de groene fazant uit Japan.
Alle bosfazanten hebben een koperrode borst en buik. Hun mantel, de rug, is bruin. Groene fazanten van zuiver ras zijn groen op borst en buik. Hun mantel is zwart. Er is een groot verschil tussen de hanen van bosfazanten en groene fazanten!
Verspreiding Het stamland is Midden- en Zuidoost-Azië tot in Indonesië. Alleen de zeldzame Congopauw komt in Afrika (Congo [Kinshasa]) voor. De mens heeft de vogels tot ver buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied gebracht. De bekendste soort is de gewone fazant (Phasianus colchicus), die ook in Nederland en België in het wild wordt aangetroffen, vooral in struikgewas en grienden met akkers of weiland in de omgeving. De Grieken hebben deze vogel vanuit Colchis aan de Zwarte Zee naar Europa gebracht, maar het zijn de Romeinen geweest die hem voor de jacht in West-Europa hebben ingevoerd. Hij wordt daartoe hier nu ook in fazanterieën gekweekt. Er zijn van deze soort veertig rassen bekend, ontstaan door bastaardering. De huidige in het wild voorkomende fazanten in Europa zijn meestal niet raszuiver door kruising met ondersoorten als de Mongoolse en de Chinese ringfazant; de vorm met witte halsring is het meest algemeen.
Enkele soorten Vele oorspronkelijk Chinese soorten worden in onze streken in volières gehouden (omdat ze gevoelig zijn voor koude), o.a. de goudfazant (Chrysolophus pictus), de Lady Amherstfazant (C. amherstiae), de zilverfazant (Gennaeus nycthemerus) en de koningsfazant (Syrmaticus reevesii), waarvan het mannetje van snavel tot staartpunt 1,50 m meet. De grootste soort is de argusfazant (Argusianus argus) uit de oerwouden van Sumatra en Borneo, die met staart een lengte van 1,80-2,10 m haalt. Het dier dankt zijn naam aan een lange rij scherpgetekende oogvlekken langs de sterk verlengde secundaire vleugelpennen. Hij is zo schuw, dat van zijn levenswijze weinig bekend is.In de Himalaja en de naburige gebergten in India en China leven zware, kortstaartige fazanten, die boombewoners zijn, zoals de glansfazant of monal (Lophophorus impeyanus) en de onopvallend gekleurde, maar fraai getekende tragopans of saterhoenders (Tragopan).
[phasianus colchicus colchicus] SOORTEN EN KENMERKEN
Bij de fazanten zijn de mannetjes opvallend gekleurd, zodat de hennen ze gemakkelijk kunnen vinden. De bonte kleur vestigt ook de aandacht van vele predatoren op de haan.
Omdat de hen en de kuikens eenvoudiger gekleed zijn (gevarenkleed), ontsnappen ze gemakkelijker aan de aandacht van predatoren. De bonte kleuren van de haan prikkelen ook door andere hanen tot paringsgevechten. Door die gevechten komen er gezonde en sterke mannetjes tot voortplanting en geeft daarmee zijn goede erfelijke eigenschappen verder aan het nakomelingschap, terwijl de zwakke en zieke mannetjes niet aan de voortplanting deelnemen.
De kleuren van de haan zijn prachtig: op de borst heeft hij glanzende roodbruine pluimen, zijn kop en zijn hals zijn groenblauw tot aan de witte halsring, voor zover die aanwezig is. Rond de ogen is er een grote dieprode krans en volwassen dieren hebben een paar korte oorpluimpjes. In de voortplantingsperiode steekt de haan zijn oorpluimpjes fier de hoogte in en blinkt hij op zijn mooist. De kleur van de hennen is licht tot donkerbruin met donkere vlekken. Hoewel haan en hen allebei een lange spitse speerstaart hebben, is de staart van de hen korter dan de staart van de haan. Alle fazanten hebben korte afgeronde vleugels, waarmee ze een snelle krachtige vlucht kunnen ontwikkelen.
Bij gevaar geven ze er de voorkeur aan snel weg te lopen, maar in nood kunnen ze maar moeizaam stijgen, bijna recht omhoog. Als ze eenmaal vliegen, halen ze een verassende snelheid, die wel honderd kilometer per uur zou kunnen bereiken. Dat werd wel nog nooit aangetoond.
Door vermenging van de verschillende onderrassen is de beeldvorm niet meer uniform. In werkelijkheid zijn er maar twee ondersoorten echte fazanten: de bosfazant of echte jachtfazant en de groene fazant uit Japan.
Alle bosfazanten hebben een koperrode borst en buik. Hun mantel, de rug, is bruin. Groene fazanten van zuiver ras zijn groen op borst en buik. Hun mantel is zwart. Er is een groot verschil tussen de hanen van bosfazanten en groene fazanten!
Verspreiding Het stamland is Midden- en Zuidoost-Azië tot in Indonesië. Alleen de zeldzame Congopauw komt in Afrika (Congo [Kinshasa]) voor. De mens heeft de vogels tot ver buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied gebracht. De bekendste soort is de gewone fazant (Phasianus colchicus), die ook in Nederland en België in het wild wordt aangetroffen, vooral in struikgewas en grienden met akkers of weiland in de omgeving. De Grieken hebben deze vogel vanuit Colchis aan de Zwarte Zee naar Europa gebracht, maar het zijn de Romeinen geweest die hem voor de jacht in West-Europa hebben ingevoerd. Hij wordt daartoe hier nu ook in fazanterieën gekweekt. Er zijn van deze soort veertig rassen bekend, ontstaan door bastaardering. De huidige in het wild voorkomende fazanten in Europa zijn meestal niet raszuiver door kruising met ondersoorten als de Mongoolse en de Chinese ringfazant; de vorm met witte halsring is het meest algemeen.
Enkele soorten Vele oorspronkelijk Chinese soorten worden in onze streken in volières gehouden (omdat ze gevoelig zijn voor koude), o.a. de goudfazant (Chrysolophus pictus), de Lady Amherstfazant (C. amherstiae), de zilverfazant (Gennaeus nycthemerus) en de koningsfazant (Syrmaticus reevesii), waarvan het mannetje van snavel tot staartpunt 1,50 m meet. De grootste soort is de argusfazant (Argusianus argus) uit de oerwouden van Sumatra en Borneo, die met staart een lengte van 1,80-2,10 m haalt. Het dier dankt zijn naam aan een lange rij scherpgetekende oogvlekken langs de sterk verlengde secundaire vleugelpennen. Hij is zo schuw, dat van zijn levenswijze weinig bekend is.In de Himalaja en de naburige gebergten in India en China leven zware, kortstaartige fazanten, die boombewoners zijn, zoals de glansfazant of monal (Lophophorus impeyanus) en de onopvallend gekleurde, maar fraai getekende tragopans of saterhoenders (Tragopan).
PATRIJS
DE PATRIJS
[perdix perdix]
Uiterlijke kenmerken
Patrijzen zijn grijsachtige hoendervogels die tot een smakelijk brok wildbraad verwerkt kunnen worden. De hen heeft een schelle, fel klinkende contact roep, waaraan de patrijs haar latijnse benaming "perdix" dankt. De Duitse benaming "Rebhuml" is dan weer een klanknabootsing van de "rep-rep-rep"-vluchtkreet van de patrijzen.
De patrijs is een klein gedrongen vogel met een verenkleed waarin grijs en bruin overheersen. Het "gezicht" is oranjebruin, hals en borst zijn grijs, rug en vleugels zijn bruin en de staart is roestbruin. Op de borst zit een hoefijzervormige bruine vlek, die bij het haantje over het algemeen duidelijker is, maar die toch geen betrouwbaar geslachtskenmerk vormt. Aan de hand van de vleugel dekveren kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden: bij de hen vertonen die dwarse strepen, bij de haan zijn ze afwezig. In het jeugdkleed van de jongen overheerst de kleur bruin. Anders dan de volwassen dieren hebben jongen ook geen grijze maar gele poten, geen afgeronde maar spitse buitenste slagpennen en een donkere snavel. Haan en hen zijn allebei gemiddeld 30 cm lang. De haan is gemiddeld iets lichter dan de hen: 360 tegenover 375 gram. Het gewicht verandert met de tijd van het jaar.
Hoenderachtigen zijn niet bepaald zangvogels, hoewel ze ook geluiden kunnen voortbrengen. Patrijzen zijn zwijgzame dieren: alleen bij opwinding, als ze vechten in de paartijd of als er gevaar dreigt, laten ze een schel "kirrik" of "kerr-wik" horen, vooral als er een kat of marterachtige in de buurt van de toom komt. Als de klucht springt, roepen de vogels ook en lijkt de roep iets korter te zijn. Wordt de klucht uitgedreven, dan hoort men de vogels met hetzelfde "kirrik" naar elkaar roepen; in een oogwenk is de klucht dan bijeen om vlug nog wat te foerageren en samen de roestplaats op te zoeken. Dat bijeenkomen gebeurt meestal al lopend, hoewel soms laat op het seizoen enkele vogels dat al vliegend doen.
[perdix perdix]
Uiterlijke kenmerken
Patrijzen zijn grijsachtige hoendervogels die tot een smakelijk brok wildbraad verwerkt kunnen worden. De hen heeft een schelle, fel klinkende contact roep, waaraan de patrijs haar latijnse benaming "perdix" dankt. De Duitse benaming "Rebhuml" is dan weer een klanknabootsing van de "rep-rep-rep"-vluchtkreet van de patrijzen.
De patrijs is een klein gedrongen vogel met een verenkleed waarin grijs en bruin overheersen. Het "gezicht" is oranjebruin, hals en borst zijn grijs, rug en vleugels zijn bruin en de staart is roestbruin. Op de borst zit een hoefijzervormige bruine vlek, die bij het haantje over het algemeen duidelijker is, maar die toch geen betrouwbaar geslachtskenmerk vormt. Aan de hand van de vleugel dekveren kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden: bij de hen vertonen die dwarse strepen, bij de haan zijn ze afwezig. In het jeugdkleed van de jongen overheerst de kleur bruin. Anders dan de volwassen dieren hebben jongen ook geen grijze maar gele poten, geen afgeronde maar spitse buitenste slagpennen en een donkere snavel. Haan en hen zijn allebei gemiddeld 30 cm lang. De haan is gemiddeld iets lichter dan de hen: 360 tegenover 375 gram. Het gewicht verandert met de tijd van het jaar.
Hoenderachtigen zijn niet bepaald zangvogels, hoewel ze ook geluiden kunnen voortbrengen. Patrijzen zijn zwijgzame dieren: alleen bij opwinding, als ze vechten in de paartijd of als er gevaar dreigt, laten ze een schel "kirrik" of "kerr-wik" horen, vooral als er een kat of marterachtige in de buurt van de toom komt. Als de klucht springt, roepen de vogels ook en lijkt de roep iets korter te zijn. Wordt de klucht uitgedreven, dan hoort men de vogels met hetzelfde "kirrik" naar elkaar roepen; in een oogwenk is de klucht dan bijeen om vlug nog wat te foerageren en samen de roestplaats op te zoeken. Dat bijeenkomen gebeurt meestal al lopend, hoewel soms laat op het seizoen enkele vogels dat al vliegend doen.
Abonneren op:
Posts (Atom)