DE FAZANT
[phasianus colchicus colchicus] SOORTEN EN KENMERKEN
Bij de fazanten zijn de mannetjes opvallend gekleurd, zodat de hennen ze gemakkelijk kunnen vinden. De bonte kleur vestigt ook de aandacht van vele predatoren op de haan.
Omdat de hen en de kuikens eenvoudiger gekleed zijn (gevarenkleed), ontsnappen ze gemakkelijker aan de aandacht van predatoren. De bonte kleuren van de haan prikkelen ook door andere hanen tot paringsgevechten. Door die gevechten komen er gezonde en sterke mannetjes tot voortplanting en geeft daarmee zijn goede erfelijke eigenschappen verder aan het nakomelingschap, terwijl de zwakke en zieke mannetjes niet aan de voortplanting deelnemen.
De kleuren van de haan zijn prachtig: op de borst heeft hij glanzende roodbruine pluimen, zijn kop en zijn hals zijn groenblauw tot aan de witte halsring, voor zover die aanwezig is. Rond de ogen is er een grote dieprode krans en volwassen dieren hebben een paar korte oorpluimpjes. In de voortplantingsperiode steekt de haan zijn oorpluimpjes fier de hoogte in en blinkt hij op zijn mooist. De kleur van de hennen is licht tot donkerbruin met donkere vlekken. Hoewel haan en hen allebei een lange spitse speerstaart hebben, is de staart van de hen korter dan de staart van de haan. Alle fazanten hebben korte afgeronde vleugels, waarmee ze een snelle krachtige vlucht kunnen ontwikkelen.
Bij gevaar geven ze er de voorkeur aan snel weg te lopen, maar in nood kunnen ze maar moeizaam stijgen, bijna recht omhoog. Als ze eenmaal vliegen, halen ze een verassende snelheid, die wel honderd kilometer per uur zou kunnen bereiken. Dat werd wel nog nooit aangetoond.
Door vermenging van de verschillende onderrassen is de beeldvorm niet meer uniform. In werkelijkheid zijn er maar twee ondersoorten echte fazanten: de bosfazant of echte jachtfazant en de groene fazant uit Japan.
Alle bosfazanten hebben een koperrode borst en buik. Hun mantel, de rug, is bruin. Groene fazanten van zuiver ras zijn groen op borst en buik. Hun mantel is zwart. Er is een groot verschil tussen de hanen van bosfazanten en groene fazanten!
Verspreiding Het stamland is Midden- en Zuidoost-Azië tot in Indonesië. Alleen de zeldzame Congopauw komt in Afrika (Congo [Kinshasa]) voor. De mens heeft de vogels tot ver buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied gebracht. De bekendste soort is de gewone fazant (Phasianus colchicus), die ook in Nederland en België in het wild wordt aangetroffen, vooral in struikgewas en grienden met akkers of weiland in de omgeving. De Grieken hebben deze vogel vanuit Colchis aan de Zwarte Zee naar Europa gebracht, maar het zijn de Romeinen geweest die hem voor de jacht in West-Europa hebben ingevoerd. Hij wordt daartoe hier nu ook in fazanterieën gekweekt. Er zijn van deze soort veertig rassen bekend, ontstaan door bastaardering. De huidige in het wild voorkomende fazanten in Europa zijn meestal niet raszuiver door kruising met ondersoorten als de Mongoolse en de Chinese ringfazant; de vorm met witte halsring is het meest algemeen.
Enkele soorten Vele oorspronkelijk Chinese soorten worden in onze streken in volières gehouden (omdat ze gevoelig zijn voor koude), o.a. de goudfazant (Chrysolophus pictus), de Lady Amherstfazant (C. amherstiae), de zilverfazant (Gennaeus nycthemerus) en de koningsfazant (Syrmaticus reevesii), waarvan het mannetje van snavel tot staartpunt 1,50 m meet. De grootste soort is de argusfazant (Argusianus argus) uit de oerwouden van Sumatra en Borneo, die met staart een lengte van 1,80-2,10 m haalt. Het dier dankt zijn naam aan een lange rij scherpgetekende oogvlekken langs de sterk verlengde secundaire vleugelpennen. Hij is zo schuw, dat van zijn levenswijze weinig bekend is.In de Himalaja en de naburige gebergten in India en China leven zware, kortstaartige fazanten, die boombewoners zijn, zoals de glansfazant of monal (Lophophorus impeyanus) en de onopvallend gekleurde, maar fraai getekende tragopans of saterhoenders (Tragopan).